Farmdesk logo
Deel dit artikel op LinkedIn

Hoe omgaan met slechte maïs van het oogstjaar 2024

Wim Govaerts, Lode Slaets

We zagen in de voorbije jaren steeds het weer weerspiegeld in de snijmaïskwaliteit. Waar gaan we dit jaar uitkomen met het natte voorjaar dat zich sterk bleef doorzetten in de rest van het groeiseizoen?

Waar kunnen we ons aan verwachten?

De eerste maïs kon er wel half april in op de echt hoog gelegen percelen in sommige regio’s, maar ook nog lang na de langste dag van het jaar werd er nog vrij veel snijmaïs gezaaid, zeker op natte gronden. Niet alleen de zaaidatum, maar ook de bodemtoestand, het weer tijdens het groeiseizoen en het oogstmoment zullen bepalend zijn voor de kwaliteit van de snijmaïs.

Wellicht zullen de kuilen gemiddeld een lager zetmeelgehalte vertonen, maar er zullen ook veel kuilen zijn die de kans lopen om uit te komen op een zeer laag zetmeelgehalte.

Laat bovenstaande analyse een voorbeeld zijn van snijmaïs die in 2020 na de langste dag gezaaid werd om 100 dagen na de zaai geoogst te worden. Meer eiwit en minder zetmeel is de simpele voorspelling en vaststelling. Bovendien stijgt het ruwe celstofgehalte en daalt de verteerbaarheid.

Moesten we vandaag de voederwaardeprijs berekenen, komt deze op 174 euro voederwaarde per ton drogestof en dit bij gewoon goede gemiddelde maïs van 18 ton drogestof opbrengst per ha per jaar. Dit levert een totale voederwaarde op van 3132 euro per ha.

Bij een derde minder opbrengst, dus 12 ton drogestof per ha per jaar bij late zaai en met veel lagere kwaliteit, krijgen we een totaal ander beeld: de voederwaardeprijs zakt naar 143 euro per ton drogestof. Zo brengt deze late maïs met lagere voederwaarde en minder opbrengst maar 1716 euro voederwaarde per hectare op.

Effect van mindere maïs op het rantsoen

Als we ondanks de mindere kwaliteit van deze maïs toch eenzelfde hoeveelheid drogestof zouden voederen, beïnvloedt dit sterk de productiviteit van de melkkoeien:

We komen met de slechte snijmaïs op een productiepotentieel dat minstens 2,7 kg melk lager ligt, waarbij energie de beperkende factor wordt. Hierdoor stijgt ook de verwachte voerkost met 2,5 euro per 100 kg meetmelk. Wellicht speelt het hoge NDF-gehalte nog verder in het nadeel op vlak van opneembaarheid.

Relatie tussen zetmeelgehalte (in snijmaïs) en voerwinst

Uit een analyse op voerlijsten en melkdata van 104 Vlaamse en Nederlandse Farmdesk bedrijven over het jaar 2023, merken we dat het totale zetmeel in het rantsoen bij hoogproductieve melkkoeien doorslaggevend is voor een goed bedrijfseconomisch resultaat. Goede maïs loont hierbij steeds onderaan de streep: bedrijven waar snijmaïs met een hoger zetmeelgehalte gevoerd wordt, hebben doorgaans een betere voerwinst per koe.

Als we al die zaken weten, is het dan opportuun om extra maïs te kopen met een laag zetmeelgehalte (nog maar aan de kostprijs voor de verkoper) om het derde van de lagere opbrengst die we mogelijk zelf hebben, te compenseren?

Een alternatief scenario doorgerekend

Op een bedrijf met 100 producerende koeien geeft snijmaïs van mindere kwaliteit dus een theoretische productiedaling van minstens 2,7 kg melk.

Vraag zal zijn of dat de dieren gezond blijven gezien hun energiekrapte? En zullen de gehalten op peil blijven?

Enkel de voorgestelde minimale productiedaling in rekening gebracht, resulteert in een theoretische mindere opbrengst van 1,215 euro per koe per dag, bij een melkprijs van 0,45 euro per kg melk.

Over een volledig jaar met 100 koeien maakt dit 44347,5 euro, zowaar een volledig inkomen.

Wellicht is het beter om de zetmeelarme maïs te compenseren met de aankoop van bijvoorbeeld maïsmeel. Zelfs aan een marktprijs van 245 euro per ton voor maïsmeel, krijgen we veel betere cijfers.

We behouden de productiviteit en de voerkosten stijgen welliswaar met 0,84 euro per koe per dag (5,39 tov 4,55). Dit komt op 30660 euro extra voerkosten om de productiviteit te behouden. Het rantsoen zal beter in evenwicht zijn, de koeien gezonder en de gehalten kunnen makkelijker op peil blijven.

De laatste optie waarbij we compenseren met maïsmeel geeft een verlies van 69% tov het verlies dat we zouden nemen bij enkel slechte snijmaïs voeren.

Moesten we prijszettersmacht hebben op de melkmarkt zouden we minstens 3 cent bij de melkprijs bijvragen om zo het slechte maïsjaar te kunnen verteren….

Gerst in plaats van maïsmeel?

We weten dat maismeel erg traag verteerbaar zetmeel bevat. Indien de noodzakelijke fractie maïsmeel in het rantsoen vrij hoog is, kan overwogen worden om deels gerst in te zetten als zetmeelbron. Een andere optie zou kunnen zijn om geen maïsmeel, maar ccm of mks in te zetten, die zouden door hun hogere vochtgehalte sneller verteerbaar zetmeel opleveren. Maismeel een dag voor vervoedering inweken of zelfs mee inkuilen met de eerder vochtige zetmeelarme snijmais, zal de vertering ook versnellen. Bij het samen inkuilen, verliezen we wel de sturingsmogelijkheid.

Conclusie

"Zelfs bij zetmeelgehalten onder de 300 gram zetmeel per kg drogestof voor de snijmaïs, maken melkveehouders best al de redenering dat het goed is om snijmaïs met een lager zetmeelgehalte te corrigeren met maïsmeel, ccm of MKS en dan pas over te gaan tot aankoop van minder goede maïs, die weer gecorrigeerd moet worden op vlak van zetmeel."

Over de auteurs

  • Wim Govaerts

    Wim Govaerts richtte na het behalen van zijn Master Landbouwkunde een adviesbureau op dat gespecialiseerd is in technisch en bedrijfseconomisch advies voor bedrijven met melkproducerende herkauwers. Binnen Farmdesk is hij -naast zijn bestuursfunctie- actief als landbouwkundig expert, waar hij een uitgebreide theoretische kennis combineert met praktische ervaring.

  • Lode Slaets

    Lode is Master in de Fysica en binnen Farmdesk werkzaam als data analyst en klimaatwetenschapper.